Dit document specificeert de veiligheidseisen en -maatregelen voor maatzagen (gedefinieerd in 3.1), geschikt voor continu productiegebruik en hierna ook wel " machines" genoemd.
De machines zijn ontworpen om massief hout en materiaal met vergelijkbare fysieke kenmerken als hout te zagen.
Dit document behandelt alle belangrijke gevaren, gevaarlijke situaties en gebeurtenissen, vermeld in Bijlage A, die relevant zijn voor de machines, wanneer ze worden bediend, afgesteld en onderhouden zoals bedoeld en onder de door de fabrikant voorziene omstandigheden redelijkerwijs voorzienbaar misbruik is ook in overweging genomen. Transport-, montage-, demontage-, uitschakelings- en schrootfasen zijn ook in aanmerking genomen.
Dit document is ook van toepassing op machines die zijn uitgerust met een of meer van de volgende apparaten/ extra werkeenheden, waarvan de gevaren zijn aangepakt:
a)       apparaat om het hoofdzaagblad en het kerfzaagblad omhoog en omlaag te brengen
b)       apparaat om het hoofdzaagblad en het kerfzaagblad te kantelen voor schuin zagen in een of beide richtingen
c)        apparaat voor het scoren
d)       apparaat voor het groeven met freesgereedschap met een breedte van maximaal 20 mm
e)       demonteerbare voedingseenheid
f)         elektrisch bediende schuiftafel
g)       werkstukklemming.
Dit document is niet van toepassing op machines die bedoeld zijn voor gebruik in potentieel explosieve atmosferen of op machines die vóór de datum van publicatie zijn vervaardigd.